-
1 Narbe
Narbe〈v.; Narbe, Narben〉♦voorbeelden: -
2 eine Narbe hinterlassen
-
3 scar
n. litteken--------v. een litteken vormen; met littekens bedekken, schrammenscar1[ ska:] 〈 zelfstandig naamwoord〉————————scar2〈 scarred〉1 een litteken vormen/achterlaten 〈 van wond〉II 〈 overgankelijk werkwoord〉
Перевод: со всех языков на нидерландский
с нидерландского на все языки- С нидерландского на:
- Все языки
- Со всех языков на:
- Нидерландский